6. Republikeinse helden |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LES 6: alleen de tekst als pdfdocument | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*nobilis, is, e: aanzienlijk, adellijk Een kaartje van het oude Rome, met de 7 heuvels, omringd door de zogenoemde muur van Servius Tullius, de 6de koning (578 - 534 v.Chr.). De Ianiculum ligt op de andere (rechter) oever van de Tiber, onder de Vaticanus-heuvel. Het dramatische verhaal van Mucius Scaevola heeft vele schilders geïnspireerd - hier schilderijen van de Italiaan Mantegna (boven), de Vlaming Rubens (1620, midden) en de Italiaan Tiepolo (1730, onder). Welk schilderij is volgens jou het meest getrouw aan het verhaal en aan de Romeinse tijd? |
BasistekstToen Tarquinius Superbus, de laatste koning, verdreven was, zocht hij zijn toevlucht bij Porsenna, koning van de Etrusken. Daarop vielen die Etrusken Rome aan om Tarquinius terug op de troon te helpen; ze sloegen hun kamp niet ver van de stad op...
Naar Livius, Ab Urbe Condita, Boek II, hfdst. 12 - 13, §5
Vragen1. Is het verwonderlijk dat Porsenna Tarquinius ter hulp komt?2. Cum sub regibus esset nullo bello ... (r.3-4): dit is natuurlijk niet helemaal waar - zelfs onder de laatste koning, Tarquinius, werd er oorlog gevoerd tegen de Volsci. Maar wat bedoelt Mucius eigenlijk? 3. Liberum eundem populum (r.5): als we weten dat de laatste 3 koningen
van Etruskische afkomst waren, dan kun je het Romeinse volk "liber"
noemen in twee opzichten - hoezo? 4. Tarquinius Superbus is bij de Romeinen bekend gebleven als een echte tiran. Dat zou ons doen vergeten dat de Etrusken een groot en bloeiend volk waren - zoek er gegevens over op. Zie trouwens vragen 7 en 8 bij Les 4. 5. Senatus (r.8): zie Les 4, Basistekst r.27-28. 6. Welke redenen geeft Livius voor de vergissing van Mucius - zie regels 15-17. 7. Welke bedreiging spreekt Mucius uit in regels 23-25? Klopt dat? 8. Quam vile corpus sit (r.29): wat wil Mucius aantonen door zijn gedrag? Je zou ook met een Latijnse zin kunnen antwoorden uit de tekst erboven... 9. Adeo moverat eum id spectaculum (r.32-33): welke drie tegenstrijdige gevoelens voelt Porsenna blijkbaar? 10. Mucius kreeg de bijnaam "Scaevola" = "de Linkshandige". Waarom die bijnaam? 11. Onder sommige minder belangrijke woorden - die je dus niet uit het
hoofd moet leren in de woordenlijst - staan er hulpwoordjes. Maar is dit
eigenlijk altijd nodig? - kijk maar naar penetrare (r.1), intrare (r.9),
tribunal (r.15), sacrificium (r.28), miraculum (r.31) en spectaculum
(r.33). 12. Steeds vaker staan er ook spraakkundige hulpwoordjes onder de
tekst: volt. deelw., O.T.T. of V.V.T. 13. Anderzijds staat soms geen uitleg meer onder woorden die nochtans
niet letterlijk mogen vertaald worden. Denk ook maar eens aan: 14. "Cum" kan verschillende betekenissen hebben, naargelang van de woordsoort. Hoe kun je die twee soorten "cum" herkennen - kijk maar naar "cum" in regel 15 en 16... 15. Zijn verhalen als deze echt gebeurd? Welke rol vervullen zulke
verhalen in de Romeinse geschiedschrijving? Wat wil de schrijver Livius
hier meer bepaald bereiken? |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Grammatica 1. De datief en het meewerkend voorwerp
- cum stipendium militibus forte daretur (r.15-17)
/ pacis condiciones ferret Romanis (r.33-34) / C. Mucio agrum dederunt
(r.36-37) (2) (V) Een meewerkend voorwerp wordt in het Nederlands heel vaak ingeleid met het voorzetsel “aan” of "voor" - maar dat voorzetsel kan ook wegvallen.
(1) In feite is de typische uitgang voor de datief
enkelvoud -i. (3) Het is nu wel uitkijken in sommige
verbuigingen! 2. De vocatief en de aanspreking
- Transire Tiberim, patres, volo (r.8-10) (1) Er bestaat ten slotte nog een 6de naamval, de vocatief. De vocatief wordt gebruikt om de aanspreking uit te drukken. (2) De vocatief is altijd gelijk aan de nominatief, behalve in de 2de verbuiging enk., type gladius - daar gaat de vocatief enk. uit op -e. Opmerking: in het Nederlands staat de aanspreking altijd tussen zinstekens.
- idem decus petunt (r.25) / nomen novae urbi daret (Les 4, Basistekst, r.9) / in latus feri equi (Les 3, Basistekst 2, r. 21) / occultat caput (Les 2, Basistekst, r.15 / in flumen Padum cecidit (Les 2, Basistekst, r.18-19) / sol lumina praebebat (Les 1, Basistekst, r.2) - hostium (r.2) / adulescentium (r.24)
(1) We zagen al dat er in de 3de of gemengde verbuiging woorden van de 3 geslachten voorkomen (2) We leerden ook al dat alle onzijdige woorden
twee kenmerken hebben, nl. (3) Naast lex kunnen we dus een ander type van de 3de verbuiging onderscheiden, nl. het onzijdige "corpus" (4) De verbuiging van "corpus" gelijkt
heel sterk op "lex" behalve dus in de acc. enk. en de nom. en acc. mv.
- zo gaat de gen.mv. nog al eens uit op -ium
in plaats van -um
4. Details van de 2de groep van de adjectieven
(2) de talrijkste groep van deze adjectieven gaat uit op -is, vrouwelijk -is, onzijdig -e (3) er zijn enkele speciale uitgangen: (4) de verbuiging van de adjectieven van de tweede groep gelijkt heel sterk op "lex" en "corpus" De volledige verbuiging van het voorbeeld dulcis = zacht ziet er als volgt uit:
We kennen nu alle belangrijkste verbuigingen van substantieven en adjectieven. Om ze in duidelijke overzichten te herhalen, zie in je Latijnse Spraakkunst - voor de substantieven: LS nrs. 12, 14, 16, 18-19, 23 en 25 - voor de adjectieven: LS nrs. 33 en 37.
a. Observeer - cum scriba multa ageret (r.15-17) b. Besluiten (1) Meestal hoort een adjectief bij een substantief - en het komt daarmee dan ook overeen. (2) Soms evenwel wordt een adjectief alleen, zonder substantief gebruikt: men zegt dat het adjectief zelfstandig gebruikt is. (3) (V) In de Nederlandse vertaling vullen
we het adjectief aan met een passend substantief of vervangen we het
adjectief door een goed substantief. Voorbeelden: OefeningenSenatus, facinus, ordo, gloriae, vestium, pericula, condiciones, paci, hostibus, populi, regi, exercituum, civis, animo, causa? 2. Determineer (geef naamval en getal) volgende substantieven en verklaar de naamval: Voorbeeld: hostium (r.2) is gen.mv. omdat het een bijv. bepaling van bezit is Castra (r.2), regibus (r.4), hostibus (r.4), exercitus (r.7), patres (r.9), facinus (r.11), militibus (r.15), ornatu (r.17), milites (r.17), regis (r.19), hostem (r.21), ordo (r.24), decus (r.25), corpus (r.29), miraculo (r.31), iuvenem (r.32), spectaculum (r.33), condiciones (r.33), Romanis (r.34), exercitum (r.34), patres (r;36), Mucio (r.36). 3. Verklaar naamval, getal en geslacht van de volgende adjectieven: Voorbeeld: nobilis (r.1) is nom.enk.mannelijk omdat het overeenkomt met adulescens Romanum (r.3), magnum (r.10), pari (r.16), longus (r.24), vile (r.29), magnam (r.29). 4. Vervolledig de woordgroep rond volgende woorden: In (r.1), Etruscis (r.6), hostium (r.10), facinus (r.11), ornatu (r.17), ante (r.19), adulescentium (r.24), pacis (r.33). 5. Ook in deze tekst - die zich natuurlijk in het verleden
afspeelt - wisselen perfectum en praesens elkaar af. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op deze kaart van Italië is het gebied van de Etrusken aangeduid: het rode deel is Etruskisch gebied, het gestreepte deel stond onder Etruskische invloed - je besluit?
Een
heel dramatisch schilderij van de Franse schilder Nicolas Poussin
(1637).
Dit mooie bronzen beeld van Marcus Furius Camillus wordt bewaard in de musea op het Kapitool in Rome.
|
Leestekst 1In de loop van de 5de eeuw v.Chr. kwam Rome in conflict met de stad Veii, één van de belangrijkste steden van Etrurië en nog geen 20 km ten noorden van Rome gelegen, over de Tiber. Na een beleg van 10 jaar, onder leiding van Marcus Furius Camillus, werd Veii in 396 v.Chr. ingenomen.
Opgaven1. Furius Camillus (r.1-2): waar hebben we deze man al eens ontmoet? Verdiende hij dus de titel "dictator" - en wat betekende de term "dictator" bij de Romeinen? 2. Antiquissimam Italiae
(r.3-4): klopt dit met de bekende feiten over de Etrusken - zoek
hierover gegevens op. 3. Falisci / Falerii (r.5-6): Falerii was een onafhankelijke stad die in de loop van de 5de en 4de eeuw Veii had gesteund. Het volk heette "Falisci" en hun taal was een aparte taal die wel sterk op het Latijn leek. 4. Obsidebat (r.6): waar in het vervolg blijkt dat deze belegering zeker niet waterdicht was? 5. Ego (r.20): als het onderwerp een persoonlijk voornaamwoord is, wordt het gewoonlijk niet uitgedrukt (zie Les 2). Waarom hier wel? 6. In de woorden van Camillus zien we weer - zoals we al vroeger zagen - hoe Livius de geschiedenis als een middel ziet om de Romeinse traditionele waarden van de "mos maiorum" op te hemelen. Uit welke woorden blijkt dat hier vooral? 7. Welke waarden van de "mos maiorum" worden hier door Camillus in de praktijk gebracht - zie de inleiding tot Thema III. 8. Capti / victi (r.25-28): zou je het spreekwoord "Eerlijk duurt het langst" hier kunnen toepassen? Of, zijn de wapens altijd het sterkste argument? 9. Wat zou een goede vertaling
kunnen zijn voor "capti" en waarom? 10. Weer merk je dat je, na een
letterlijke vertaling, zeker werk moet maken van een goede Nederlandse
weergave. Geef eerst de letterlijke en dan de vlotte Nederlandse
weergave van: 10. Datief en ablatief meervoud
zijn altijd gelijk aan elkaar, soms ook de datief en ablatief enkelvoud
(wanneer?). Haal de datieven uit de volgende reeks en bewijs (door het
zinsdeel te geven) dat het datieven zijn: 11. Haal uit deze tekst: 12. Welke adjectieven zijn
zelfstandig gebruikt en hoe vertaal je ze het best? Leestekst 2: Sententiae1. Contra
verbosos noli contendere verbis: Disticha Catonis, I, 10
Martialis, Epigrammen, XII, 10, 2 3. Lupus est homo homini. Plautus, Asinaria, 95 4. Non scholae, sed vitae discimus. Seneca, Epistulae, 106, 11 5. Pietas fundamentum est omnium virtutum. Cicero, Pro Plancio, 12, 29 6. Non omnia possumus omnes. Vergilius, Bucolica, 8, 63 Opgaven1. Er staan heel wat datieven in deze sententiae: haal ze uit iedere zin en verklaar de naamval. 2. In de eerste, tweede en zesde sententia zijn ook adjectieven zelfstandig gebruikt: geef ze en zeg welk substantief je erbij kunt denken. 3. Sententiae geven heel dikwijls een algemene wijsheid: wat is de zedenles die je kunt halen uit sententiae 1, 2, 3 en 6. 4. Wat bedoelt sententia 4? Ga je ermee akkoord? 5. Ga je akkoord met Cicero in sententia 5? |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Activiteiten1. Natuurlijk zijn de Romeinen niet de enigen die hun (vroege) geschiedenis met allerlei verhalen en legenden hebben opgesmukt! Ken je verhalen uit onze vroege geschiedenis of zelfs voorbeelden uit recenter geschiedenisepisodes die niet echt gebeurd (kunnen) zijn of die mooier voorgesteld zijn dan de werkelijkheid? 2. Ook in andere landen bestaan dergelijke legenden of verhalen: zoek maar eens gegevens op over Roeland/Orlando - zie o.a. http://nl.wikipedia.org/wiki/Roland_(ridder) of over koning Arthur - zie o.a. http://nl.wikipedia.org/wiki/Koning_Arthur 3. Over de Etrusken heb je nu al één en ander geleerd of gelezen. Verzamel informatie en illustratiemateriaal over deze vroege Italische beschaving. 4. Op het einde van dit Thema III over de "Mos Maiorum" kan
het interessant zijn de belangrijkste morele waarden die de Romeinen
nastreefden (zie de inleiding tot dit thema) te vergelijken met de
waarden die wij nastreven, o.a. op school. Hoe komt het dat er veel meer gebieden zijn waarin de moderne school
jongeren tracht te "vormen"? |